1928: Centrale Commissie voor de Filmkeuring
In 1928 kwam er één Centrale Commissie voor de Filmkeuring. Toch bleven sommige dorpen en steden voor de zekerheid nog zelf films keuren. Sommige bioscopen hadden speciale 'keuringsstoeltjes'. Als de keurder in de film een stukje zag dat bijvoorbeeld te bloot of te eng was, dan drukte hij op een belletje. De mensen bij het filmapparaat stopten vervolgens een stukje papier tussen de filmrol, zodat ze het beeld later terug konden vinden en dat stukje film eruit konden knippen. De beelden werden dan in een apart filmblik gestopt en afgegeven, zodat de bioscoopbaas ze niet stiekem alsnog liet zien aan het publiek.