Audiovisuele productie: video/DVD ‘Lord of the Flies’, hierna te noemen: de Video/DVD
1. De procedure
Klaagster heeft met gebruikmaking van het NICAM klachtenformulier op 2 januari 2005, aangevuld bij e-mail van 17 januari 2005, een klacht ingediend met betrekking tot de Video/DVD.
De voorzitter van de Klachtencommissie heeft de klacht conform artikel 6 lid 1 van het Klachtenreglement van het NICAM getoetst en bepaald dat de klacht in behandeling kan worden genomen.
Beklaagde sub 1 heeft bij brief van 16 februari 2005 verweer gevoerd tegen de klacht.
Beklaagde sub 2 heeft tegen de klacht verweer gevoerd bij brief van 10 februari 2005.
De Klachtencommissie heeft de klacht behandeld in haar zitting van 23 februari 2005.
Klaagster noch Beklaagden hebben, na deugdelijke oproeping, gebruik gemaakt van de mogelijkheid hun standpunt mondeling toe te lichten.
2. De bestreden audiovisuele productie
In ‘Lord of the Flies’ lijdt een groep jongeren schipbreuk. De groep valt uiteen in twee groepen. Één groep pleit voor beschaafde vindingrijkheid en kameraadschap. De andere groep bestaat uit barbaarse jagers, die een oorlog ontketenen tegen de anderen.
‘Lord of the Flies’ is door Beklaagde sub 2 geclassificeerd met behulp van het NICAM classificatieformulier versie 1.1 en is uitgekomen op ‘afgeraden voor kinderen tot 6 jaar’ (6) in combinatie met de inhoudscategorieën geweld (pictogram: vuistje) en angst (pictogram: spinnetje).
3. De klacht
De klacht richt zich op de inhoudscategorieën geweld en angst. Verkort weergegeven voert Klaagster aan dat ‘Lord of the Flies’ geen fantasy is, maar een film waarin een hard en realistisch beeld wordt gegeven over wat er in een groep kan ontstaan als deze puur moet overleven. Klaagster acht de leeftijdsclassificatie daarom ook te laag.
4. Het verweer
In het verweerschrift geeft Beklaagde sub 1, hieronder verkort weergegeven, het volgende aan.
Sinds juni 2004 heeft Beklaagde sub 1 de distributie van MGM films op zich genomen. Voor deze tijd distribueerde Twentieth Century Fox Home Entertainment deze. Beklaagde sub 1 heeft bij de overgang de al bestaande producten overgenomen, inclusief de classificatie hierop. Dit geldt derhalve ook voor de Video/DVD.
Beklaagde sub 2 heeft de film geclassificeerd. Indien de Klachtencommissie beslist dat de film opnieuw moet worden geclassificeerd, is Beklaagde sub 2 derhalve de aangewezen partij om dit te doen. Beklaagde sub 1 zal dan vanaf een volgende productierun de inlay met de aangepaste classificatie gebruiken.
Beklaagde sub 2 geeft in haar verweerschrift verkort weergegeven het volgende aan.
Zij erkent dat er in de film geweldshandelingen aanwezig zijn. Deze spelen zich echter niet af in een voor kinderen alledaagse omgeving, namelijk op een onbewoond eiland. Voorts zijn er niet zoveel geweldsacties in beeld als de klacht doet vermoeden, het zijn slechts enkele scènes aan het eind van de film.
De codeur die ten tijde van uitzending van de film werkzaam was bij Beklaagde sub 2 heeft de inschatting gemaakt dat de in de film aanwezige geweldsacties weliswaar uitvoerbaar doch niet indringend zijn, waardoor de classificatie op 6 en niet op ‘afgeraden voor kinderen jonger dan 12 jaar’ (12) is uitgekomen. Deze inschatting is aan een bepaalde mate van subjectiviteit onderhevig. Klaagster zou, zonder kennis van het systeem, anders over deze inschatting kunnen denken. Ten aanzien van de andere elementen die tot een hogere leeftijdsclassificatie zouden kunnen leiden dan 6 is geoordeeld c.q. de inschatting gemaakt dat deze niet in de film aanwezig zijn.
De classificatie van de film heeft in 2001 plaats gevonden. Beklaagde sub 2 heeft nooit klachten gekregen over de classificatie van de film. Beklaagde sub 2 had derhalve geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de classificatie. In 2004 was er wel een klacht ingediend over de classificatie van de film. Een inhoudelijke beoordeling bleef toen echter achterwege omdat de klager niet-ontvankelijk werd verklaard door de Klachtencommissie.
5. Het oordeel van de Klachtencommissie
De Klachtencommissie acht Klaagster in haar klacht ontvankelijk.
De Klachtencommissie heeft het classificatieformulier 1.1 zelf toegepast op de Video/DVD en behandelt hieronder de relevante vragen.
Ten aanzien van de inhoudscategorie geweld heeft Beklaagde sub 2 ten onrechte vraag 2.2.5. (Hoe vaak komt er fysieke marteling voor in de productie?) met ‘nooit’ beantwoord. Hier doelt de Klachtencommissie op de scène waarin één van de jongens ervan wordt beschuldigd dat hij een crimineel is. Vervolgens wordt hij vastgehouden en geslagen met een zweep.
Beklaagde sub 2 heeft juist gehandeld door vraag 2.3.1. (Zitten er geweldsacties in die door mensen uitvoerbaar zijn?) met ‘1 keer of vaker’ te beantwoorden. De Klachtencommissie doelt hier op verscheidene scènes in de film, met name ook bovengenoemde scène.
Beklaagde sub 2 heeft ten onrechte vraag 2.4.1. (Zitten er geweldsacties in die indringend zijn door de hardheid van de geweldshandelingen?) met ‘nooit’ beantwoord. Op grond van de scène met de zweepslagen, doch ook op grond van de scène waarin een jongen die tracht vrede te stichten tussen de twee groepen een grote steen op zijn hoofd krijgt en vervolgens met een bebloed hoofd neervalt, had deze vraag positief beantwoord moeten worden. Op grond van laatstgenoemde scène heeft Beklaagde sub 2 tevens vraag 2.4.2. (Zitten er geweldsacties in die indringend zijn omdat het geweld hard aankomt bij het slachtoffer?) ten onrechte met ‘nooit’ beantwoord.
Beklaagde sub 2 heeft volgens de Klachtencommissie terecht vraag 2.5.1. (Zijn er beelden van verwondingen ten gevolge van zichtbare geweldsacties te zien?) met ‘1 keer of vaker’ beantwoord. Zij doelt hier op alle scènes die in het bovenstaande worden genoemd. De Klachtencommissie is echter van mening dat er geen ernstige verwondingen in de zin van vraag 2.5.2. (Zijn er beelden van ernstige verwondingen ten gevolge van zichtbare geweldsacties?) worden getoond.
De combinatie van geweld dat uitvoerbaar en indringend is zonder dat het geweld leidt tot ernstige verwondingen brengt de classificatie voor geweld op 12.
Ten aanzien van de inhoudscategorie angst heeft Beklaagde sub 2 zowel vraag 3.1.4. (Hoe vaak komt er in de productie geweld tegen dieren voor?), vraag 3.1.5. (Hoe vaak komt er in de productie fysiek geweld tegen kinderen voor?) als vraag 3.1.7. (Komen er in de productie geweldsacties van levende wezens (mensen, dieren, monsters) voor waarbij mensen of dieren zichtbaar het slachtoffer zijn?) met ‘nooit’ beantwoord. Vraag 3.1.5. en vraag 3.1.7. hadden echter op grond van bovengenoemde scènes met ‘1 keer of vaker’ beantwoord moeten worden. Daarnaast leidt de scène waarin een leguaan wordt gespietst aan een stok ook tot een positieve beantwoording van vraag 3.1.7. Op grond van deze scène dient tevens vraag 3.1.4. met ‘1 keer of vaker’ beantwoord te worden.
Beklaagde sub 2 heeft vervolgens ten onrechte vraag 3.2.2. (Zijn er beelden van zeer angstige mensen als gevolg van geweldsacties van andere levende wezens (mensen, dieren, monsters) of dreiging daarvan?) met ‘nooit’ beantwoord. Met name de scène waarin de twee overgebleven ‘goede’ jongens in een hut liggen te slapen en door de slechte jongens worden belaagd, leidt tot een positieve beantwoording van deze vraag. Ook in de laatste scène waarin de laatste overgebleven ‘goede’ jongen voor zijn leven rent om weg te komen van de ‘slechte’ jongens, leidt tot een positieve beantwoording van deze vraag.
Het classificatieformulier 1.1 bevat een drietal vragen in blok 3.2. over beelden van angstige mensen. Indien de eerste twee vragen van dit blok dan wel één van deze twee vragen negatief beantwoord worden, kan het beantwoorden van vraag 3.2.3. (Loopt het met de zeer angstige mensen steeds, dus in alle gevallen, direct goed af?) achterwege blijven. Doordat Beklaagde sub 2 ten onrechte vraag 3.2.2. met nooit heeft beantwoord, hoefde zij vraag 3.2.3. ten tijde van het invullen van het classificatieformulier niet te beantwoorden. Bij een juiste beantwoording van vraag 3.2.2. had Beklaagde sub 1 echter wel vraag 3.2.3. moeten beantwoorden en wel met ‘nee’.
Beklaagde sub 2 heeft juist gehandeld door vraag 3.3.2. (Komen er verwondingen voor in de productie?) met ‘1 keer of vaker’ te beantwoorden. Ook hier wordt gedoeld op de scène waarin een jongen zweepslagen krijgt en de scène waarin een steen op het hoofd van een jongen valt. Wederom is Klachtencommissie van mening dat het hier niet gaat om ernstige verwondingen in de zin van het classificatieformulier.
De angstwekkende elementen spelen zich niet af in een voor kinderen alledaagse omgeving, waardoor Beklaagde sub 2 terecht vraag 3.4.1. met ‘nooit’ heeft beantwoord.
De combinatie angstige mensen waarmee het niet direct goed afloopt, waarbij het geheel zich afspeelt in een voor kinderen niet alledaagse omgeving, brengt de classificatie ten aanzien van de inhoudscategorie angst op 6.
Daar de klacht zich alleen richt op bovengenoemde inhoudscategorieën zal er geen toetsing door de Klachtencommissie van de overige inhoudscategorieën plaatsvinden. Omdat slechts de inhoudscategorie met de hoogste score telt, komt de classificatie van de Video/DVD uit op 12, op basis van geweld.
6. De beslissing van de Klachtencommissie
Gelet op het hiervoor overwogene acht de Klachtencommissie de klacht ten aanzien van Beklaagde sub 2 gegrond. De classificatie van de film dient uit te komen op 12, op basis van geweld. Beklaagde sub 2 dient binnen vier weken na dagtekening van deze uitspraak de door de Klachtencommissie aangegeven classificatie 12 in combinatie met het inhoudspictogram voor geweld zelf alsnog in te voeren in de database van het NICAM.
De Klachtencommissie gaat niet over tot het opleggen van een boete aan Beklaagde sub 2, nu zij met deze gegrondverklaring een nieuwe lijn inzet. In eerdere gevallen werden klachten tegen zogenaamde eerste classificeerders niet-ontvankelijk verklaard. Dit nieuwe beleid is het gevolg van een gewijzigde interpretatie van artikel 2 Klachtenreglement van het NICAM. Pas nadat dit nieuwe beleid op deugdelijke wijze door het bureau van het NICAM is bekend gemaakt, zal de Klachtencommissie overgaan tot het opleggen van eventuele boetes.
De Klachtencommissie acht de klacht ten aanzien van Beklaagde sub 1 eveneens gegrond. Beklaagde sub 1 dient bij de eerstvolgende release van de Video/DVD ervoor te zorgen dat de inlay de correcte classificatie vertoont. Indien er tussentijds een herdruk van de omslag plaatsvindt, dient deze de correcte classificatie te vermelden. Tevens dient Beklaagde sub 1 er zorg voor te dragen dat alle eventuele andere reclame- en overige uitingen met betrekking tot het product de correcte classificatie vermelden. De Klachtencommissie gaat niet over tot het opleggen van een boete vanwege het van toepassing zijn van artikel 4 Deelreglement Video/DVD.
Partijen hebben, voor zover zij in het ongelijk zijn gesteld, de mogelijkheid tegen deze uitspraak beroep aan te tekenen bij de Commissie van Beroep van het NICAM. Het beroepschrift dient binnen vier weken na dagtekening van de uitspraak van de Klachtencommissie schriftelijk bij de secretaris van de Commissie van Beroep te worden ingediend. Het adres luidt: NICAM, Commissie van Beroep, Postbus 322, 1200 AH Hilversum.