Klaagster heeft op 14 juli 2004 een klacht ingediend met betrekking tot de bioscoopfilm ‘Spider-Man 2’.
De voorzitter van de Klachtencommissie heeft de klacht conform artikel 6 lid 1 Klachtenreglement van het NICAM getoetst en bepaald dat de klacht in behandeling kan worden genomen.
Beklaagde heeft tegen de klacht verweer gevoerd bij brief van 26 juli 2004.
De Klachtencommissie heeft de klacht behandeld in haar vergadering van 4 augustus 2004.
Klaagster noch beklaagde heeft, na deugdelijke oproeping, gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar/zijn standpunt mondeling toe te lichten.
2. De bestreden audiovisuele productie
De film vertelt het verhaal van de onopvallende Peter Parker die continue op zoek is naar de juiste balans tussen zijn dubbelleven als student en de mysterieuze, bovenmenselijke misdaadbestrijder.
Hij moet het opnemen tegen de briljante Otto Octavius die veranderd is in `Doc Ock`, een gevaarlijke maniak met tentakels. Hoewel Spider-Man al zijn krachten nodig heeft voor deze pittige strijd, doet hij tegelijkertijd verwoede pogingen om de liefde van zijn leven in zijn web te krijgen.
De bioscoopfilm is door beklaagde geclassificeerd met behulp van het NICAM coderingsformulier, versie 1.2. De leeftijdsclassificatie is uitgekomen op zes jaar en ouder (6), op basis van geweld (pictogram: vuistje) en angst (pictogram: spinnetje).
3. De klacht
De klacht richt zich op de inhoudscategorieën geweld en angst. Verkort weergegeven vraagt klaagster zich af of 12 niet een betere classificatie is. Spider-Man 1 had ook 12 en die was aanzienlijk minder eng dan deze film. In Spider-Man 2 zaten veel scènes die volgens klaagster moeilijk te verwerken zijn voor kinderen tussen 6 en 9 jaar.
4. Het verweer
In het verweerschrift voert beklaagde het volgende, hierna kort weergegeven, aan.
Beklaagde is uiterst verbaasd bij het lezen van de klacht. In de klacht wordt voornamelijk gesproken over het voorprogramma en daar is beklaagde niet verantwoordelijk voor. Beklaagde heeft de film volgens de normen van Kijkwijzer geclassificeerd en vindt dat Spider-Man 2 minder gewelddadig en eng was dan de vorige.
5. Het oordeel van de Klachtencommissie
De Klachtencommissie merkt op dat de klacht zich weliswaar voor een gedeelte richt op het voorprogramma, maar zeker ook op de inhoud van de film. Het bureau van het NICAM heeft klaagster voorzover de klacht betrekking heeft op reclame doorverwezen naar de Reclame Code Commissie. Voor de beoordeling van de klacht ten aanzien van de classificatie van de film zelf, is de Klachtencommissie van het NICAM het enige bevoegde orgaan.
De Klachtencommissie heeft het coderingsformulier versie 1.2 zelf toegepast op de film ‘Spider-Man 2’ en behandelt hieronder de relevante vragen.
Ten aanzien van de inhoudscategorie geweld is de Klachtencommissie van mening dat vraag 2.2.4 (Hoe vaak komt fysieke marteling voor?) door beklaagde ten onrechte met ‘nooit’ is beantwoord. Deze vraag had met ‘1 keer of vaker’ beantwoord moeten worden. Hierbij denkt de Klachtencommissie onder andere aan de scène waarin een man door Doctor Octavius boven een afgrond wordt gehouden. Ook vraag 2.2.5 (Hoe vaak komt geweld tegen criminelen (geweld van goeden tegen slechten) voor?) had naar de mening van de Klachtencommissie met ‘1 keer of vaker’ beantwoord moeten worden. Vraag 2.3.1 (Zitten er geweldsacties in die door mensen uitvoerbaar zijn?) is terecht met ‘1 keer of vaker’ beantwoord.
Zowel vraag 2.4.1 (Zitten er geweldsacties in die indringend zijn door de hardheid van de geweldshandelingen of de hardheid van de dader?) als vraag 2.4.2 (Zitten er geweldshandelingen in die indringend zijn omdat het geweld hard aankomt bij het slachtoffer?) moeten naar het oordeel van de Klachtencommissie met ‘1 keer of vaker’ beantwoord worden. Hierbij doelt de Klachtencommissie op de verschillende confrontaties tussen Spider-Man en Doctor Octavius, alsmede op de scène in de operatiekamer waarin het ziekenhuispersoneel wordt aangevallen door de tentakels van Doctor Octavius.
Bovenstaande wijze van beantwoorden brengt de classificatie op 12 jaar en ouder (12) voor de inhoudscategorie geweld, door de combinatie van uitvoerbaar en indringend geweld.
Ten aanzien van de inhoudscategorie angst heeft beklaagde vraag 3.1.6 (Hoe vaak komen ongelukken, ongevallen, rampen of oorlogen voor waarbij mensen of dieren zichtbaar het slachtoffer zijn?) ten onrechte met ‘nooit’ beantwoord. Naar de mening van de Klachtencommissie moet deze vraag met ‘1 keer of vaker’ beantwoord worden, op basis van de scène waarin de presentatie van Doctor Octavius mislukt waardoor een ravage ontstaat.
Ook vraag 3.2.1 (Zijn er beelden van zeer angstige mensen als gevolg van ongelukken, ongevallen, rampen of oorlogen of dreigingen daarvan?) heeft beklaagde met ‘nooit’ beantwoord. De Klachtencommissie is van mening dat hier ‘1
keer of vaker’ ingevuld had moeten worden. Hierbij wijst de Klachtencommissie op de bovengenoemde presentatie van Doctor Octavius. De vrouw van Doctor Octavius
moet in deze scène als zeer angstig worden gezien.
Vraag 3.2.2 (Zijn er beelden van zeer angstige mensen als gevolg van geweldsacties van andere levende wezens (mensen, dieren, monsters) of dreigingen daarvan?) is door beklaagde terecht met ‘1 keer of vaker’ beantwoord, echter vraag 3.2.3 (Loopt het met de zeer angstige mensen steeds, dus in alle gevallen, direct goed af?) heeft beklaagde ten onrechte met ‘ja’ beantwoord. Bij deze vraag wijst de Klachtencommissie op de scène in de operatiekamer, waarin het ziekenhuispersoneel wordt aangevallen door de tentakels van Doctor Octavius. Aan het einde van de scène liggen alle aangevallen mensen levenloos op de grond. Daarnaast loopt het ook met de vrouw van Doctor Octavius niet goed af.
Vraag 3.4.1 (Spelen de angstwekkende situaties zich af in een voor kinderen alledaagse/gewone omgeving?) is door beklaagde terecht met ‘1 keer of vaker’ beantwoord.
De combinatie van zeer angstige mensen met wie het niet direct goed afloopt in een alledaagse omgeving brengt de classificatie ten aanzien van angst op 12.
De overige inhoudscategorieën zijn op de onderhavige film niet van toepassing.
De classificatie van de film ‘Spider-Man 2’ komt hiermee op 12, op basis van geweld en angst.
6. De beslissing van de Klachtencommissie
Gelet op het hiervoor overwogene acht de Klachtencommissie de klacht ten aanzien van de leeftijdsclassificatie 6 voor de film ‘Spider-Man 2’ gegrond. De classificatie van de film dient uit te komen op 12, op basis van geweld en angst.
De Klachtencommissie gaat conform artikel 13 lid 1 onder C Klachtenreglement van het NICAM over tot het opleggen van een boete van € 3000,- aan beklaagde. Hierbij heeft de Klachtencommissie de uitspraken 020417.01 (The Panic Room) en 021016.03a (The Sweetest Thing), eerder gedaan tegen beklaagde, meegewogen. Het hierboven genoemde bedrag dient door beklaagde binnen 30 dagen na factuurdatum te worden voldaan. De factuur wordt gescheiden toegezonden.
De Klachtencommissie geeft beklaagde vanaf de dagtekening van deze uitspraak twee weken de tijd alle maatregelen genomen te hebben die ertoe leiden dat de onjuiste leeftijdsclassificatie van 6 ongedaan wordt gemaakt en wordt omgezet in de leeftijdsclassificatie 12 in combinatie met de inhoudspictogrammen voor geweld en angst. Hier valt in ieder geval onder het aanpassen van de classificatie in de database van het NICAM. Ook dient beklaagde ervoor te zorgen dat de bioscoopexploitanten op de hoogte worden gesteld van de classificatie 12 in combinatie met de inhoudspictogrammen voor geweld en angst zodat deze de juiste classificatie kunnen laten plaatsen in de filmladders.
Bij de release op video/DVD dient beklaagde de door de Klachtencommissie toegekende classificatie 12, met de inhoudspictogrammen voor geweld en angst te
hanteren, onder verbeurte van een onmiddellijk opeisbare dwangsom van € 1000,- per dag, te rekenen vanaf de dag dat deze release in de handel wordt gebracht, met een maximum van € 25.000,-.
Partijen hebben, voor zover zij in het ongelijk zijn gesteld, de mogelijkheid tegen deze uitspraak beroep aan te tekenen bij de Commissie van Beroep van het NICAM. Het beroepschrift dient binnen vier weken na dagtekening van de uitspraak van de
Klachtencommissie schriftelijk bij de secretaris van de Commissie van Beroep te worden ingediend.
Conform artikel 14 lid 2 Klachtenreglement heeft de Klachtencommissie de bevoegdheid om al dan niet op verzoek van één der partijen, haar eigen beslissing, voorzover naar haar oordeel redelijkerwijs noodzakelijk, uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Dit betekent dat er aan haar beslissing direct gevolg dient te worden gegeven. In de onderhavige kwestie ten aanzien van de film ‘Spider-Man 2’, doch in alle gevallen waar een bioscoopfilm in het geding is, is de Klachtencommissie de mening toegedaan dat het in redelijkheid noodzakelijk is om van deze bevoegdheid gebruik te maken. Op deze manier wil de Klachtencommissie voorkomen dat de gewraakte film in de follow-up van video en DVD met verkeerde classificaties en pictogrammen op de markt wordt gebracht.
UITSPRAAK COMMISSIE VAN BEROEP
1. Uitspraak van de Klachtencommissie
Bij beslissing van 12 augustus 2004 heeft de Klachtencommissie van het NICAM een klacht van Klaagster in eerste aanleg met betrekking tot de Film beoordeeld. De klacht was gericht tegen de leeftijdsclassificatie 6 jaar en ouder (6) op basis van de inhoudscategorieën geweld (pictogram: vuistje) en angst (pictogram: spinnetje). Klaagster vroeg zich af of 12 jaar en ouder (12) niet een betere classificatie was geweest. ‘Spider-Man 1’ had ook 12 als classificatie en was minder eng, aldus Klaagster in eerste aanleg.
De Klachtencommissie heeft de klacht gegrond verklaard en bepaald dat de leeftijdsclassificatie 6 op basis van geweld en angst verhoogd diende te worden naar 12, eveneens op basis van geweld en angst. Door de combinatie van uitvoerbaar en indringend geweld diende de classificatie voor deze inhoudscategorie verhoogd te worden. Bij de inhoudscategorie angst was de reden van verhoging van de classificatie, dat er volgens de Klachtencommissie sprake was van een combinatie van zeer angstige mensen met wie het niet direct goed afliep, in een alledaagse omgeving.
Aan Opposant is de verplichting opgelegd om binnen twee weken na dagtekening van de uitspraak van de Klachtencommissie alle maatregelen te nemen om de onjuiste classificatie ongedaan te maken, waaronder ook valt het op de hoogte stellen van de bioscoopexploitanten van de nieuwe classificatie.
Tevens is de Klachtencommissie overgegaan tot het opleggen van een boete van € 3000, - (artikel 13 lid 1 onder C Klachtenreglement van het NICAM).
Conform artikel 14 lid 2 Klachtenreglement van het NICAM heeft de Klachtencommissie haar beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, waardoor er aan haar beslissing direct gevolg gegeven diende te worden.
Afschrift van deze beslissing is aan partijen verzonden op 12 augustus 2004.
2. De procedure in hoger beroep
Opposant is van deze beslissing tijdig in beroep gekomen bij beroepschrift van 18 augustus 2004, bij de Commissie van Beroep binnengekomen op 19 augustus 2004.
De Commissie van Beroep heeft het beroep behandeld tijdens haar zitting van 2 september 2004, alwaar is verschenen mevrouw…, promotions manager, werkzaam bij Opposant. Klaagster in eerste aanleg heeft aangegeven tevreden te zijn met de uitspraak van de Klachtencommissie, doch wel geïnteresseerd te zijn in de uitspraak van de Commissie van Beroep.
De Commissie van Beroep heeft acht geslagen op de stukken die op de zaak betrekking hebben, waaronder het dossier van de Klachtencommissie, evenals op het behandelde ter zitting.
De Commissie van Beroep verstaat de motivering van het beroep aldus dat zij verzocht wordt de uitspraak van de Klachtencommissie te vernietigen, dan wel het boetebedrag te verlagen.
3. De gronden voor het hoger beroep
Tegen de uitspraak van de Klachtencommissie voert Opposant in het beroepschrift en tijdens de behandeling ter zitting de volgende gronden aan.
Ten eerste is de klacht in de uitspraak van de Klachtencommissie anders geformuleerd dan in de oorspronkelijke e-mail van Klaagster in eerste aanleg, wat Opposant uiterst onzorgvuldig vindt. Tevens is door de Klaagster aangegeven dat zij vooral de reclames niet geschikt vond. Daarbij wordt er ook een opmerking over de Film gemaakt, die volgens Opposant nauwelijks als een gemotiveerde klacht kan worden beschouwd. De Film is geclassificeerd door drie verschillende personen en onafhankelijk van elkaar zijn zij alledrie tot dezelfde conclusie gekomen, te weten dat de classificatie 12 te zwaar is voor deze Film.
Ten tweede bestrijdt Opposant het oordeel van de Klachtencommissie dat er fysieke marteling voorkomt in de Film, omdat Dokter Ock boven een afgrond wordt gehouden. Volgens Opposant is hier geen sprake van fysieke, maar van mentale marteling; Dokter Ock valt niet in de afgrond, dus is vraag 2.2.4. in het formulier goed ingevuld.
Ten derde trekt Opposant de beslissing van de Klachtencommissie over de hardheid van de geweldshandelingen in twijfel, omdat de scène in het ziekenhuis niet bij iedereen hard is aangekomen. Bovendien vindt de scène plaats in het ziekenhuis en is hulp daarom nabij. Volgens de Kijkwijzer nieuwsbrief van deze zomer moet dit gezien worden als een verzachtende omstandigheid met betrekking tot de classificatie.
Ten vierde wordt gesuggereerd dat het met de mensen in het ziekenhuis niet goed afloopt, maar dat is niet te zien, omdat direct daarna de volgende scène begint.
De boete acht Opposant te hoog en ten onrechte is de uitspraak over de film ‘The Sweetest Thing’ meegewogen in het bepalen van de hoogte van dit bedrag. Het feit dat deze Film een hogere classificatie diende te krijgen, had te maken met de vraagstelling in het coderingsformulier van Kijkwijzer en was niet alleen en geheel aan Opposant te wijten.
4. De beoordeling
Ten aanzien van de aangevoerde gronden tot vernietiging van de beslissing van de Klachtencommissie overweegt de Commissie het volgende.
Kennelijk wordt met dit verweer bedoeld dat de klacht zich grotendeels op de aan de Film voorafgaande reclame en niet op de inhoud van de Film zelf zou richten. Aan de klacht over reclame is de Klachtencommissie terecht voorbijgegaan. In de klacht wordt echter ook gesteld: “zoudt u zich dan willen beraden of de leeftijd 12 jaar wellicht beter is. Deze classificatie was ook voor deel 1 van Spider-Man geldig en die was aanzienlijk minder gewelddadig”. Deze formulering kon in beginsel aanleiding zijn voor de Klachtencommissie om de klacht in de behandeling te nemen.
Het zij Opposant toegegeven dat de motivering van de klacht mager is. Gelet op het karakter van het Kijkwijzersysteem en gelet op het gegeven dat er ten aanzien van deze Film ook vier soortgelijke, beter gemotiveerde klachten zijn binnengekomen, is het echter niet onbegrijpelijk dat de Klachtencommissie de desbetreffende klacht inhoudelijk in behandeling heeft genomen.
Fysieke marteling wordt ingevolge vraag 2.2.4. van het coderingsformulier, versie 1.2 van het NICAM, omschreven als het door levende wezens met menselijke eigenschappen aan andere levende wezens willens en wetens toebrengen van fysieke pijn. Als voorbeelden worden gegeven: “armen omdraaien, het uitdrukken van peuken op de huid en het toedelen van elektrische schokken”. In de desbetreffende scène wordt Dokter Ock boven een afgrond gehouden, maar valt hij vervolgens niet in de afgrond. Er is dus geen sprake van fysieke marteling, maar van mentale marteling of het aanjagen van angst. Vraag 2.2.4. is daarom door Opposant terecht met ‘nooit’ beantwoord. Nu echter Opposant zelf de vragen 2.2.1. en 2.2.2. terecht al met ‘1 keer of vaker’ had beantwoord, heeft het met ‘nooit’ invullen van vraag 2.2.4. geen effect op de hoogte van de classificatie.
Opposant heeft vraag 2.3.1. over de uitvoerbaarheid van fysiek geweld (Zitten er geweldsacties in die door mensen uitvoerbaar zijn?) zelf beantwoord met ‘1 keer of vaker’. Gelet op de gegeven voorbeelden van geweldacties die niet uitvoerbaar zijn (lasergevechten in Star Wars en het wegblazen van mensen door Superman) moet het ervoor gehouden worden dat het geweld in deze Film als uitvoerbaar moet worden gekwalificeerd en is de vraag door Opposant juist beantwoord.
De mogelijke indringendheid van het geweld komt aan de orde in de vragen 2.4.1. (Zitten er geweldsacties in die indringend zijn door de hardheid van de geweldshandelingen of de hardheid van de dader?) en 2.4.2. (Zitten er geweldsacties in die indringend zijn omdat het geweld hard aankomt bij het slachtoffer?). Opposant heeft de desbetreffende vragen met ‘nooit’ beantwoord. In de scène, waarin Doctor Ock het ziekenhuispersoneel aanvalt, komt echter zodanig geweld tegen personeel voor, dat de slachtoffers geen van allen nog opstaan. Alleen al daarom hadden beide vragen met ‘1 keer of vaker’ moeten worden beantwoord.
De bewuste scène speelt zich af in een ziekenhuis waar hulp nabij is, zo voert Opposant aan. Deze uitzonderingsregel speelt echter geen rol bij de inhoudscategorie geweld, maar geldt alleen bij de inhoudscategorie angst in non-fictie programma’s (zie nieuwsbrief nr. 6/2004, maart 2004) en kan Opposant dus niet baten.
Ten aanzien van de opmerking van Opposant dat door de Klachtencommissie ten onrechte gesuggereerd wordt dat het met de mensen in het ziekenhuis niet goed afloopt, omdat dat niet te zien is, merkt de Commissie van Beroep op dat vraag 3.2.3. (Loopt het met de zeer angstige mensen steeds, dus in alle gevallen, direct goed af?) alleen met ‘ja’ beantwoord mag worden, wanneer het direct, in dezelfde scène, duidelijk wordt dat het goed afloopt. De Commissie is met de Klachtencommissie van oordeel dat dat uit de bewuste ziekenhuisscène niet blijkt. Uit het verweer van Opposant ter zitting blijkt bovendien dat zij van mening is dat er geen zeer angstige mensen in de Film voorkomen. De Commissie van Beroep merkt op dat Opposant zelf al bij het invullen van het coderingsformulier vraag 3.2.2. (Zijn er beelden van zeer angstige mensen als gevolg van geweldsacties van andere levende wezens (mensen, dieren, monsters) of dreigingen daarvan?) met ‘ja’ heeft ingevuld.
Nu het binnen het systeem van de Kijkwijzer mogelijk is dat de classificatie van het audiovisuele product geheel is toe te schrijven aan één scène, moet reeds nu geconstateerd worden dat de classificatie 12 op grond van geweld en angst door de Klachtencommissie terecht is opgelegd en kan het overige inhoudelijke verweer verder buiten beschouwing worden gelaten.
Ten aanzien van de opbouw van het boetebedrag is Opposant van mening dat de uitspraak in de zaak ‘The Sweetest Thing’ niet mag worden meegewogen, omdat zij die film niet verwijtbaar verkeerd geclassificeerd heeft. De Klachtencommissie heeft in deze zaak de klacht gegrond verklaard en opgemerkt dat één vraag verkeerd was beantwoord, waardoor de classificatie omhoog ging van Alle Leeftijden (AL) naar 12 op basis van seks en grof taalgebruik. De Klachtencommissie heeft in deze zaak, gelet op de niet-verwijtbaarheid echter geen boete opgelegd, doch slechts een veroordeling in de kosten. Nadat door Opposant in die zaak beroep was aangetekend tegen het opleggen van een kostenveroordeling, heeft de Commissie van Beroep overigens de gehele beslissing van de Klachtencommissie bevestigd.
Gelet op het sanctiekarakter van een boete kan deze beslissing niet worden meegewogen. In de eerdere zaak met betrekking tot de film ‘The Panic Room’ heeft de Klachtencommissie een waarschuwing opgelegd omdat het de eerste keer was dat een klacht tegen Opposant gegrond werd verklaard.
Nu de Film verkeerd is geclassificeerd en eerdere klachten tegen Opposant weliswaar gegrond zijn verklaard maar met respectievelijk uitsluitend een kostenveroordeling en een waarschuwing zijn afgedaan, is er geen reden om tot toepassing van een correctiefactor te komen en dient de op te leggen boete te worden bepaald aan de hand van eerder opgelegde boetebedragen aan filmdistributeurs in vergelijkbare gevallen en te worden vastgesteld op een bedrag van € 1000, - .
De Commissie van Beroep, op vorenstaande gronden beslissende:
bekrachtigt de beslissing van de Klachtencommissie van het NICAM van 12 augustus 2004, voorzover het betreft de verkeerde leeftijdsclassificatie op grond van de inhoudscategorieën geweld en angst en vermindert de opgelegde boete tot € 1000, -.