1. De procedure
Klager heeft met gebruikmaking van het klachtenformulier van het NICAM op 10 juni 2004 een klacht ingediend over de Film.
De voorzitter van de Klachtencommissie heeft de klacht conform artikel 6 lid 1 Klachtenreglement van het NICAM getoetst en bepaald dat de klacht in behandeling kan worden genomen.
Beklaagde heeft tegen de klacht verweer gevoerd bij brief van 27 augustus 2004.
De Klachtencommissie heeft de klacht behandeld in haar zitting van 15 september 2004.
Klager noch Beklaagde heeft, na deugdelijke oproeping, gebruik gemaakt van de mogelijkheid zijn dan wel haar standpunt mondeling toe te lichten.
2. De bestreden audiovisuele productie
De Film gaat over de al eeuwendurende strijd tussen de vampiers en de weerwolven.
De Film is door Beklaagde geclassificeerd met behulp van het NICAM coderingsformulier versie 1.2 en is uitgekomen op 12 jaar en ouder (12) op basis van geweld (pictogram: vuistje) en angst (pictogram: spinnetje).
3. De klacht
De klacht richt zich op de inhoudscategorieën geweld en angst. Verkort weergegeven, stelt Klager dat in de Film erg veel bloed en geweld wordt getoond voor een film van 12 jaar. De classificatie van deze horrorfilm zou volgens Klager 16 jaar en ouder (16) moeten zijn vanwege meerdere scènes.
4. Het verweer
In het verweerschrift voert Beklaagde, hieronder verkort weergegeven, het volgende aan.
De classificatie van de Film is volgens Beklaagde terecht uitgekomen op 12 met de gewelds- en angstpictogrammen. Bepaalde scènes zijn gewelddadig, doch niet bloederig of gruwelijk. Beklaagde geeft verder aan dat twaalfjarigen tegenwoordig via andere kanalen, zoals het nieuws op televisie, met werkelijk en tastbaar geweld worden geconfronteerd. De Film gaat echter duidelijk om een situatie die feitelijk niet mogelijk is.
5. Het oordeel van de Klachtencommissie
De Klachtencommissie acht Klager in zijn klacht ontvankelijk.
Ter beoordeling van de klacht heeft de Klachtencommissie het coderingsformulier versie 1.2 zelf toegepast op de Film en behandelt hieronder de relevante vragen.
Volgens de Klachtencommissie heeft Beklaagde ten aanzien van de inhoudscategorie geweld ten onrechte vraag 2.2.4. (Hoe vaak komt fysieke marteling, dus het doelbewust toebrengen van fysieke pijn, voor?) met ‘nooit’ beantwoord. Deze vraag had met ‘1 keer of vaker’ beantwoord moeten worden vanwege de scène waarin een bebloede man te zien is, die vastgebonden aan een ketting aan het plafond hangt. Vervolgens wordt er met een naald bloed uit zijn nek afgenomen. Beklaagde heeft terecht vraag 2.3.1. (Zitten er geweldsacties in die door mensen uitvoerbaar zijn?), vraag 2.4.1. (Zitten er geweldsacties in die indringend zijn door de hardheid van de geweldshandelingen of de hardheid van de dader?) en vraag 2.4.2. (Zitten er geweldsacties in die indringend zijn omdat het geweld hard aankomt bij het slachtoffer?) met ‘1 keer of vaker’ beantwoord, maar heeft verzuimd om ook vraag 2.4.3. (Zitten er geweldsacties in die indringend zijn doordat de inslag van de geweldshandelingen gedetailleerd in beeld worden gebracht?) op gelijke wijze te beantwoorden. De Klachtencommissie doelt hier met name op de scène in de metro waarin kogelinslagen en de gevolgen daarvan zeer duidelijk in beeld worden gebracht. Vraag 2.5.1. (Zijn er beelden van verwondingen ten gevolge van zichtbare geweldsacties?) en vraag 2.5.2. (Zijn er beelden van ernstige verwondingen ten gevolge van zichtbare geweldsacties?) had Beklaagde ook met ‘1 keer of vaker’ moeten beantwoorden. De Klachtencommissie doelt hier naast de reeds genoemde scène in de metro tevens op de scène waarin een man een klap in zijn gezicht krijgt van de hoofdvampier. Zijn huid wordt door deze klap van zijn gezicht geslagen, waarna hij op de grond valt en er bloed uit zijn mond stroomt.
Uit het bovenstaande blijkt naar het oordeel van de Klachtencommissie dat in de productie geweld voorkomt dat uitvoerbaar én indringend is, en dat dit geweld bovendien leidt tot ernstige verwondingen. Dit brengt de classificatie op 16 voor de inhoudscategorie geweld.
Ten aanzien van de inhoudscategorie angst geeft de Klachtencommissie aan dat Beklaagde correct heeft gehandeld door vraag 3.2.2. (Zijn er beelden van zeer angstige mensen als gevolg van geweldsacties van andere levende wezens (mensen, dieren, monsters) of dreiging daarvan?) met ‘1 keer of vaker’ te beantwoorden. Ten onrechte heeft Beklaagde echter vraag 3.2.3. (Loopt het met de zeer angstige mensen steeds, dus in alle gevallen, direct goed af?) met ‘ja’ beantwoord. Deze vraag had volgens de Klachtencommissie met ‘nee’ beantwoord moeten worden. Als vraag 3.3.2. (Komen er lijken van mensen in de productie voor?) terecht met ‘nooit’ wordt beantwoord, kan beantwoording van vraag 3.3.3. (Komen er ernstig gehavende lijken van mensen in de productie voor?) achterwege blijven. Dit is in casu echter niet het geval. De Klachtencommissie is namelijk in tegenstelling tot Beklaagde van mening dat vraag 3.3.2. met ‘1 keer of vaker’ beantwoord had moeten worden, wederom op grond van de scène die zich afspeelt in de metro. Daar de Klachtencommissie van mening is dat er in de Film geen ernstig gehavende lijken van mensen in beeld worden gebracht, is het antwoord op vraag 3.3.3. ‘nooit’.
Verder moet op grond van onder andere de reeds genoemde scène waarin een man na een slag in zijn gezicht ernstig wordt verwond vraag 3.3.5. (Komen er ernstige verwondingen voor in de productie?) met ‘1 keer of vaker’ beantwoord worden.
Door vraag 3.3.6. (Zijn er hevige griezeleffecten ten gevolge van bovennatuurlijke krachten of (buitenaardse) wezens?) met ‘1 keer of vaker’ te antwoorden heeft Beklaagde correct gehandeld. Het veranderen van een man in een weerwolf tijdens een gevecht met een vampier kan namelijk worden beschouwd als een hevig griezeleffect. Beklaagde heeft vraag 3.4.1. (Spelen de angstwekkende situaties zich af in een voor kinderen alledaagse/gewone omgeving?) met ‘nooit’ beantwoord. Volgens de handleiding voor Kijkwijzercodeurs dient bij beantwoording van deze vraag getoetst te worden of een productie een fantasy is, wat duidt op mythisch, toverachtig, sprookjesachtig of exotisch. Ook dient bekeken te worden of de productie zich afspeelt in een (al dan niet) ver verleden. Indien de productie een fantasy is en/of zich afspeelt in een ver verleden, dient vraag 3.4.1. met ‘nooit’ beantwoord te worden. Gezien de scène in de metro en de scènes die zich afspelen in een hedendaagse woonhuis is er volgens de Klachtencommissie sprake van een alledaagse omgeving, waardoor vraag 3.4.1. met ‘ja’ beantwoord moet worden.
Doordat er in de productie hevige griezeleffecten voorkomen die zich afspelen in een voor kinderen alledaagse omgeving en er tevens in de productie zeer angstige mensen voorkomen, dient de classificatie van de Film uit te komen op 16 voor de inhoudscategorie angst.
De overige inhoudscategorieën zijn op de Film niet van toepassing. Op grond van het bovenstaande dient de classificatie van de Film uit te komen op 16 op basis van de inhoudscategorieën geweld en angst.
6. De beslissing van de Klachtencommissie
Gelet op het hiervoor overwogene acht de Klachtencommissie de klacht ten aanzien van de leeftijdsclassificatie 12 voor de Film gegrond. De classificatie van de Film dient uit te komen op 16, op basis van geweld en angst.
Beklaagde dient binnen vier weken na dagtekening van deze uitspraak de door de Klachtencommissie aangegeven classificatie 16 in combinatie met de inhoudsclassificaties voor geweld en angst zelf alsnog door middel van het invullen van het coderingsformulier in te voeren in de database van het NICAM.
Beklaagde dient bij de eerstvolgende release van de Film ervoor te zorgen dat de inlay van de video en DVD de classificatie 16 in combinatie met de inhoudspictogrammen voor geweld en angst vertoont, en dat de juiste leader voor de Film wordt geplaatst. Ook moeten de trailers en andere vooraankondigingen in overeenstemming zijn met het hoofdproduct. Indien er tussentijds een herdruk van de omslag plaatsvindt, dient deze de correcte, volledige classificatie te vermelden. Tevens dient Beklaagde er zorg voor te dragen dat alle eventuele andere reclame- en overige uitingen met betrekking tot het product de correcte classificatie vermelden.
De Klachtencommissie gaat conform artikel 13 lid 1 onder C Klachtenreglement van het NICAM over tot het opleggen van een boete nu er in de eerdere uitspraak (klachtnr. 040113.04: commercial voor de film ‘Underworld’) jegens Beklaagde reeds een waarschuwing is opgelegd. Bij de berekening van de onderhavige boete is de Klachtencommissie reeds uitgegaan van de nieuwe Sanctierichtlijn, die op 9 september 2004 aan het Algemeen Bestuur van het NICAM ter kennis is gebracht.
De onderhavige overtreding valt binnen de categorie A ‘inhoudelijke overtredingen’; de Film is namelijk fout geclassificeerd. Beklaagde is een landelijk opererende filmdistributeur. Het fout classificeren van de Film brengt dan volgens de Sanctierichtlijn voor Beklaagde een boete van € 4000, - met zich mee daar er in twee inhoudscategorieën fout is geclassificeerd. Echter, omdat de Klachtencommissie, zoals eerder gezegd, vooruitloopt op deze nieuwe berekening, waardoor er sprake is van een zogenaamde ‘overgangsregeling’, meent de Klachtencommissie het boetebedrag te moeten corrigeren met een correctiefactor van 0,5.
De boete komt derhalve uit op € 2000, -.
Het hierboven genoemde bedrag dient door Beklaagde binnen 30 dagen na factuurdatum te worden voldaan. De factuur wordt gescheiden toegezonden.
Partijen hebben, voor zover zij in het ongelijk zijn gesteld, de mogelijkheid tegen deze uitspraak beroep aan te tekenen bij de Commissie van Beroep van het NICAM. Het beroepschrift dient binnen vier weken na dagtekening van de uitspraak van de
Klachtencommissie schriftelijk bij de secretaris van de Commissie van Beroep te worden ingediend.